Wat is dikkedarmkanker (colorectale kanker)?

Dikkedarmkanker begint vaak met poliepen in de dikke darm. Een poliep is een kleine zwelling van het slijmvlies in de dikke darm. Poliepen zijn meestal goedaardig en geven geen klachten. Soms worden ze echter kwaadaardig en groeien uit tot kanker. Waarom iemand poliepen krijgt, is niet geweten. Waarom ze kwaadaardig worden ook niet. Poliepen kunnen wel weggenomen worden. Hoe vroeger dat gebeurt, hoe beter.

 

Kan je van dikkedarmkanker genezen?

Ongeveer de helft van de mensen met dikkedarmkanker geneest. Hoe kleiner het kankergezwel, hoe meer kans op genezing. Daarom is het belangrijk er snel bij te zijn. In het begin hebben mensen met dikkedarmkanker geen klachten. Daarom wordt de ziekte vaak pas laat ontdekt. De dikkedarmkanker is dan vaak al uitgezaaid naar andere organen.

  • Als de kanker heel vroeg ontdekt wordt, overleeft 85 tot 95% van de patiënten.
  • Als de kanker later ontdekt wordt, sterft 20 tot 40% van de patiënten binnen de 5 jaar.
  • Als de kanker heel laat gevonden wordt, sterft 95% van de patiënten binnen de 5 jaar.


Komt dikkedarmkanker vaak voor in Vlaanderen?

Elk jaar krijgen 4.250 Vlamingen te horen dat ze dikkedarmkanker hebben. In Vlaanderen sterven er elk jaar ongeveer 1.800 mensen aan. Bij vrouwen is borstkanker de meest voorkomende kanker. Dikkedarmkanker komt op de tweede plaats. Bij mannen is het de derde meest voorkomende kanker, na prostaatkanker en longkanker.

 

Welke klachten kunnen wijzen op poliepen of dikkedarmkanker?

Deze klachten kunnen wijzen op poliepen in de dikke darm of op dikkedarmkanker:

  • Bloed of slijm in de stoelgang;
  • aanhoudende onregelmatige stoelgang, verstopping, diarree;
  • vaak buikpijn hebben;
  • krampen;
  • het gevoel naar het toilet te moeten, zonder dat het echt moet;

Wie één of meer van deze klachten heeft, gaat best naar de huisdokter.   Let op! Niet iedereen met poliepen of dikkedarmkanker heeft deze klachten.

 

Welke onderzoeken bestaan er om poliepen of dikkedarmkanker op te sporen?

1) Onderzoek van de stoelgang (iFOB-test)

Bloed in de stoelgang kan wijzen op poliepen of dikkedarmkanker. Dit bloed kan je niet met het blote oog zien. Daarvoor is een test van een staal stoelgang in het labo nodig.
- Om deze test te doen, neemt u met de afnameset een staal stoelgang en stuurt dit naar het labo.
- De test geeft twee mogelijke resultaten:

  • Er zit geen bloed in de stoelgang. Het resultaat is negatief. Bij 97 op 100 mensen is dat het geval. Dan stopt het onderzoek. Om de twee jaar is een onderzoek wel aangeraden.
  • Er zit bloed in de stoelgang. Het resultaat is positief. Bij 3 op 100 mensen is dat het geval. Dan is een kijkonderzoek nodig.

2) Kijkonderzoek (colonoscopie)

Voor dit onderzoek moet u een dag naar het ziekenhuis.

De dikke darm moet leeg zijn. Uw huisdokter of de specialist geeft daar vooraf meer uitleg over. De specialist onderzoekt de binnenkant van de dikke darm met een lange, soepele buis. Dit kan mogelijk onder verdoving. Het onderzoek duurt 15 tot 30 minuten.‘s Avonds mag u naar huis.  Als u verdoving kreeg, mag u zelf niet met de auto rijden. Eten en drinken mag wel.

Meteen na het onderzoek zegt de specialist wat hij of zij gevonden heeft.

- Ofwel vindt de specialist geen poliepen. Dan is er geen sprake van dikkedarmkanker. Een nieuw kijkonderzoek is de eerste 10 jaar niet meer nodig.

-  Ofwel vindt de specialist poliepen. De specialist kan die meestal meteen wegnemen. Daardoor wordt de kans om dikkedarmkanker te krijgen heel klein. Als er poliepen worden weggenomen, kan het onderzoek langer duren. Daar wordt onderzocht of ze goedaardig of kwaadaardig zijn. Drie weken later krijgt uw huisdokter de resultaten van het labo.

  • Zijn de poliepen goedaardig, dan is een nieuw kijkonderzoek de eerste 10 jaar niet meer nodig.
  • Zijn de poliepen kwaadaardig, dan is er sprake van dikkedarmkanker.Uw huisdokter bespreekt dan de mogelijke behandelingen.

 

Hoe wordt dikkedarmkanker behandeld?

Er zijn drie manieren om de kanker te behandelen: opereren (chirurgie), bestralen (radiotherapie) en medicijnen (chemotherapie). Deze drie behandelingen kunnen samen gebeuren. De behandelende dokter houdt bij zijn of haar keuze rekening met de aard, de plaats en de grootte van het kankergezwel. Hij of zij kijkt ook naar de leeftijd en de conditie van de patiënt.